Goedenavond!

Leestijd ongeveer 17 minuten.

Drie Schelpen

Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!


Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.


26 - Mississippi

Het driftige getimmer in de bast van een nabije boom ontwaakt Bart. ‘Zij is haar ontbijt bij elkaar aan het hameren, een mooi tijdstip het bos in te duiken!” Hij beëindigt een doorwaakte nacht met het aantrekken van zijn schoenen en het verbazen van de hond: “Kom meiske, we gaan het bos in.” Trouw volgt de viervoeter hem, hij vergeet de hondenriem.

Bart stapt kalm op de uitkijkhut af, Ymkje volgt gedwee. Er is niemand dit keer, verwonderlijk genoeg. De lente heeft op dit vroege uur veel bekijks. Hij is hier echter niet als ornitoloog. Over het ven hangt droevige ochtendmist waarachter een bleke zon verschuilt. Bart ontgaat de drukke vroege vogels, hij staart in de laaghangende wolk waarin beelden opdoemen van Ineke en Jeta. Jetë is bij Jeanine in Amsterdam, later vandaag rijdt hij naar ze toe. Vanochtend draagt hij de Leersumse woning over aan de familiestichting. Waarom verdriet hem overvalt kan Bart niet verklaren, al ligt dat voor iemand die hem kent voor de hand: wie trekt het twee keer verliezen van de liefde van je leven? De mist boven het meertje trekt zijn hoofd in. Ymkje kiest een slaapplek in een hoekje, dit duurt nog wel even, denkt ze. Ze draait een paar rondjes op de oude deken van onbekende herkomst, schikt die naar tevredenheid met haar pootjes en nestelt zich. Bart sluit zijn ogen, andere zintuigen volgen waardoor hij in een semi-bewustzijn belandt. Hij wandelt in die toestand met beide vrouwen over het water naar de in kracht toenemende zon. Bart aanschouwt de scène door het luik in de hut en participeert er gelijktijdig in. Hij loopt rechts en houdt Ineke’s hand vast, Jeta pakt op haar beurt Ineke bij de hand. In een trage tred schrijden ze sprakeloos hun bestemming tegemoet: de hete, alles verzengende ster. De zinderende zon maakt dat het lijkt alsof ze elkaar loslaten en versmelten met de oranjegele massa. De intense hallucinatie haalt trucjes met hem uit. Zijn gezichtsvermogen herstelt zich moeizaam van de invasieve zonnestralen, de verbeelding verlaat Bart en hij keert terug op het houten bankje in de vogeluitkijk­post aan het water. Hij verlangt meteen terug naar de gelukzalige toestand waarin hij met zijn geliefden over het water loopt en die gedachte ontlokt tranen. De hond staat op en trippelt richting de deur. “Ja, we gaan.” Elke stap die hij zet waarin iets werd afgesloten dat verband houdt met Ineke of Jeta ontlokken deze somberheid. ‘In feite geef je vandaag Ineke’s nalatenschap aan de volgende generatie,’ mijmert Bart in zichzelf. Ymkje blijft in Barts nabijheid. De Lomboklaan is nog in diepe rust, het is half zeven en Bart zet thee. Ymkje doet zich tegoed aan haar brokken.

De dag verloopt grotendeels zoals vele andere, de meiden gaan de deur uit, Bart rommelt wat in huis en gaat boodschappen doen met de auto zodat hij wat meer kan inslaan dan hij op de fiets kan meenemen. Een paar lekkere biertjes zijn in de aanbieding, hij zet een paar sixpacks in het karretje. Thuisgekomen verdwijnen die in de koelkast in de bijkeuken. Het uitvoeren van de gewone bezigheden uit de tijd dat Ineke er nog was, begint pijn te doen. Hij beweegt doelloos door het huis dat zijn thuis was, net zoals het appartement dat Jeta met hem deelde zijn thuis werd en Amsterdam zijn thuis is. Bart mist dat opeens allemaal tegelijk. 

Vluchtte Bart in de tijd of in de drank? Zielepijn en melancholie razen door zijn hoofd en botsen daarbij met geweld tegen de schedelwand, een verwoestende hoofdpijn achterlatend. Hij moet zijn ogen sluiten om de vonkenregen die de collusie veroorzaakt te ontlopen. Het helpt niet. Een hellevuur knettert in zijn kop, alleen het bijbehorende geluid ontbreekt. Hij tript op de Mississippi aan biertjes die hij gedurende de dag als limonade nuttigt. De drankroes grijpt hem beet en flikkert hem expres naast de bank zodat het extra pijn doet. Hij wankelt naar de koelkast en vind zowaar nog een flesje, de opener ligt op de grond, Bart valt ernaast. De opener vindt zijn weg naar de kroonkurk en twaalf pogingen later klokt het bier over op de grond omdat hij het flesje laat vallen. “God... fer... domme”. Met een laatste krachts­inspanning zet hij het flesje aan zijn mond. De verspilling zuigt zich in zijn broek en mengt zich met wat zijn lichaam inmiddels heeft verwerkt en uitscheidt. Hij merkt het niet meer. De roes overwint het bewustzijn. De deeltjes­versneller in zijn hoofd komt tot stilstand, uitschieters bonkten op trommelvliezen en oogbollen, Bart lichaam schokt op de keukenvloer. Hij ademt luidkeels in en uit, snurken kan je het niet noemen. Het restant gulpt alsnog grotendeels uit het flesje over de vloer.

“Pap?” “Pappa?” De tweeling helt ongerust over hun vader heen die stinkend en snurkend op de tegels van de keuken ligt. “Kom, laten we hem de kamer insleuren.” De sterke meiden verplaatsen het lamme lijf een paar meter. De bewegingsloze massa is ontilbaar, dus rollen ze hem op de kussens van de bank die ze voor de gelegenheid op de grond leggen. “Jezus wat meurt die ouwe.” Ze schuiven een kussentjes onder zijn hoofd en trekken zijn schoenen uit. “Dekentje erover en klaar!” Bart ronkte keihard door en de meiden filmden het resultaat van hun hulpvaardigheid, met bijbehorend geluid uiteraard. Ze verwijderen onmiddellijk het bewijs­materiaal. “Arme Papa.” De tranen stonden de tweeling inmiddels in hun ogen. “Dat kan geen mens verwerken.” “If you ever lost every part of yourself”, fluisterde de tweeling bijna in koor. De hond vleit zich naast Bart. Al die keren dat het baasje haar onder de douche stopte na een lekker modderbad in het bos, daar is dit niets bij. Ze lieten hem een poosje liggen en alarmeerden hun zussen. 

Het is inmiddels ver in de ochtend. “Pap? Word je een beetje wakker?” Barts brakke lijf pikt signalen op, ondanks verwoedde pogingen die te negeren. “Papa, je moet echt opfrissen hoor en je bed in. Dat is verschoond, daar kan je verder slapen.” Rede nam de overhand en schaamte haar intrek. “O, jongens.” Afgezien van het feit dat hij tegen meisjes sprak, is die uitspraak voor de dames voldoende excuus. Zij stroomden over van begrip. “Laat me maar ... ik ruim dit straks wel op.” “Ga lekker douchen pappie, no worries.” Nadat Bart naar boven verdween, pakken Ayla en Maartje het provisorische bed op en verplaatsen het naar de bijkeuken. Binnen een paar tellen starte de wasmachine de ondankbare taak de kussenhoezen schoon en fris te krijgen. De kussens zelf gaan luchten onder het afdak. Kim hoort gesteun in de badkamer en legt een schone boxer en hemd klaar op haar vader’s bed. “Auw, godverdomme!” “Pa’s motoriek is nog geen 100% hoor ik!”, constateerde Anneke, die als enige van de vier nog niet met haar vader bezig was, tijdens de afdaling uit het domein van de tweeling. “Hoe is het met hem?” “Wrakkig, hij gaat door een hel van verdriet en barst van schuld­gevoel.” “Ik bel Jeanine.” “Goed plan.” Bart treft een frisse slaapkamer aan. Het ondergoed ontgaat hem en kruipt naakt in bed. Kim constateert na een paar minuten tot haar opluchting dat hij slaapt en sluit de deur. Bart krijgt de klik van de deurklink nog mee en valt dieper in slaap met betraande ogen. Iedereen dipt een keer, blijkbaar is het zijn beurt. ‘De meiden begrijpen hun vader.’ Met die enigszins geruststellende gedachte neemt zijn onderbewustzijn het over.

‘Tien uur?’ Bart keek op zijn telefoon. ‘Ik weet verdomme niet eens welke dag het is!’ Hij schoot in zijn ochtendjas en botste tegen Jeanine aan die met Jetë op de arm de trap bedwong. “Hé!”, “Hi.” “Gaat het een beetje lieverd?”, spraken ze gelijktijdig, waarmee het on­gemak­kelijke verdween. “Baba!” Bart nam zijn jongste dochter over en gedrieën keerden ze terug naar beneden. De grote tafel bleek een soort ontbijtbuffet. Ayla ontbrak, die was naar haar werk in wetenschap dat Pa in goede handen was, de andere drie snoepten van de lekkere dingen die ‘s ochtends elders in het dorp waren verzameld. “Hoi pap.” “Dag lieverds.” “Ik ... uhm ...” “Niet nodig pap,” onderbraken ze zijn verontschuldiging. “O, oké, maar ...” “Nee, echt niet. Alle begrip.” Maartje stond op en knuffelde haar vader stevig. “We houden van je pappie.” De ander twee knikten. “Yep.” Jeanine gebaart hem te gaan zitten. “Koffie? Of liever thee?” “Thee graag.” Anneke schoof een glas water en twee paracetamolletjes naar haar vader. Jetë glijdt van zijn schoot af en kruipt onder de tafel, waar de Ymkje zich schuilhoudt. Sem wurmde zich in en uit de kinderstoel van Jetë. Hij at niet veel dit keer, in navolging van zijn zus bladerde hij in een boek. Bart kon niet zien welk boek, wel dat ‘t de jongen fascineerde.

‘Daar kom ik genadig vanaf!’ denkt Bart. Al was dat niet de tekst die de liefdevolle behandeling recht deed na de inzinking van gisteren. Hij neemt de witte pilletjes tot zich en giet de hele inhoud van het glas naar binnen. Er verdween een wolkje melk in de thee. Een beschuitje met jam lag ineens op zijn bord. Bart keek vertroebeld om zich heen. Kim en Anneke bespreken belangrijke zaken waarbij beider mobiele telefoons een rol spelen. Maartje neemt een hapje of een slokje bij elke pagina die ze omslaat in het boek dat ze in opperste concentratie leest. Jeanine inspecteert de situatie onder de tafel. Die lijkt rustig en ze bebotert een cracker voor zichzelf. “Kim, kun je mij de kaas aanreiken lieverd?” Dat kan Kim. Bart voelt dat zijn rechtervoet aandacht krijgt, waarna er een bonk klinkt en er een huilend meisje onder de tafel vandaan kruipt, gevolgd door Ymkje met haar ‘It wasn’t me’-blik. Jetë belandt bij ‘mama Nina’ op schoot en haar tuitbekertje met kinderthee smoort de schrik. Jetë’s aandacht verlegt zich naar de tafel en met name naar het eetbaars dat zich daarop bevindt. Zo kabbelt de ochtend aan Ineke’s tafel voort. Ontbijt, koffie, de ontbijtrestjes als lunch, meer thee. “Wie wandelt er mee?” Verdeeld­heid. “Gaan we vandaag terug naar Amsterdam of morgen­ochtend?” “Vandaag, eind van de middag graag, ik wil morgen voorbereiden voor maandag,” meldt Jeanine. “Dan gaan we vandaag terug, ik heb de boel al genoeg verstoord.” “Oké. Wandeling en daarna laten we de dames alleen.” Iedereen trekt schoenen aan en na een paar honderd meter het Breeveen in.

Onderweg naar Amsterdam, Jeanine rijdt, mijmeren ze over de afgelopen dagen. De kleine meid dut al voordat ze invoegen op de A12 bij Maarsbergen, en Sem telt rode auto’s met witte letters. “Geen ‘gesorry’ Bart, niet nodig. Je wint nu eenmaal geen prijzen met het verwerken van verdriet.” Jeanine zet de toon, de ondergaande zon geeft richting: “Ons verleden wordt vertegenwoordigd door wat op de achterbank zit en dat maakt het ingewikkelder, toch?” “Ja,” zei Bart. “Dat vind ik moeilijk. Alsof we met veel meer dingen rekening houden dan andere stellen.” “Zoals?” “Nou, ...” Hij valt stil en Jeanine laat dat zo. “Liefde overwint alles, zeggen ze.” Jeanine fronst, verrast door het cliché waarmee Bart zijn betoog opent. Bart formuleert de volgende zin, ziet ze. “Bij ons op complexe wijze ook. Jouw liefde voor je zoon is zo mooi. Jij scheidt oorzaak en gevolg: liefde overwint. Machteloos verdwenen Ineke en Jeta uit mijn leven, alleen dat helpt niet. Kapot van verdriet: ja, dat merk je. De liefde voor de vier, vijf, sorry, meiden maakt veel goed. En dan kom jij terug in mijn leven en gebeurt er dit.” Hij maakt een gebaar dat het tafereel in de auto benadrukt. “Wat een bijzonder gezinnetje, jij, ons ventje en ons meisje! En ik ...” “Ja, vergeet jezelf niet Bart.” “Ik voel ... en, of zie ... het anders, moet ik zeggen. Zakelijker, denk ik, dat ben je gewend. Voordat ik jank ...,” Jeanine stak van wal. “Je hebt gelijk. De zwanger­schap ontregelde mijn leven, wat ik omboog tot een bewuste keuze voor Sem als mijn kind, zonder vader. Ik vertel hem wel een keer hoe het zit, voorlopig heeft hij alleen een mama. Jouw ‘ons ventje’ is begrijpelijk en lief, het is mijn ventje, snap je?” Bart knikte. “Ons meisje: idem dito. Ik adoreer haar als jouw dochter. Ik snap dat we naar elkaar toe moeten groeien. Waarmee ik wil zeggen ...” Een vrachtwagen neemt plotseling de A2 richting de hoofdstad i.p.v. de A12 naar de Hofstad en dwingt Jeanine tot een uitwijk­maneuvre. “Wow, mama!” Sem’s knuffel valt op de grond. “Dat scheelde weinig, ...” zegt ze kalm, de gebruikelijk vloek blijft uit. “Waar was ik?” “... naar elkaar toe groeien ...” “O, ja. Ik beschouw ons nog niet als gezinnetje. Het is nog te vers en ... kunstmatig, als het ware.” Bart slikt, Jeanine merkt het. “Haha, no worries makker. Ik heb meer tijd nodig dan jij. Het duurt langer dan negen maanden voor een nieuwe constellatie is ingedaald.” Ze vervolgt: “Voor mij is jouw verleden en ons intermezzo daarin ook een ding, vergis je niet. Ik was onmogelijk verliefd op je in 2009 en door mijn getreuzel is er gebeurd wat er is gebeurd, houd ik mezelf voor.” Ze zong zachtjes ‘You could have been with me!’ “Jarenlang mijn favoriete gouwe ouwe.” Bart beseft dat en wil iets zeggen. “Wacht Bart, ik ben er nog niet.” Ze duiken de landtunnel in, Bart raapt Sem’s knuffel van de vloer. “Hier jongen, ga je ook slapen?” “Mama is flieft,” en een grote geeuw bevestigt Sem’s plannen. Jeanine glimlacht. Nog voor het eind van de tunnel slaapt hij. “Wat er tussendoor met jou gebeurde is daardoor extra ingewikkeld, want voor jou mooi: de relatie met Jeta, en verschrikkelijk: haar dood en weer mooi: jullie kind. Voor mij: ‘ik ben hem definitief kwijt’, gevolgd door ‘O, mijn god wat erg voor hem.’ Tot het ‘Wacht even ...!’, enfin, je bleek mijn buurman, als ware het de perfecte verstopplek.” Jij speelde een belangrijker rol in mijn leven, dan ik in het jouwe tot dat moment. Ze houdt in, schuift een rijstrook op en inspecteert via de achter­uit­kijkspiegel zowel de situatie op de weg als die op de achterbank. “Die jaren, die waren ongewoon. Dat is niet het goede woord, ongewoon. Je speelde een bijrol in de achter­grond van mijn leven als verloren liefde, een gemiste gelegen­heid op geluk en ik pakte de draad op, accepterend dat mijn kansen waren verkeken. Het kooltje smeulde door, dat werkt blijkbaar zo. Daar kwam ik achter doordat ik bij de paar mensen die we beiden kennen naar jou vroeg. Totdat er eentje uitriep: ‘Waarom vraag je het hem zelf niet?’ Dan voelde ik me betrapt en verdween het een poosje. Daarmee gloeide het kooltje weer maanden verder. Ik wist wat er ongeveer speelde en dat ik geen rol speelde in jouw leven.” Bart hoort zijn geliefde rustig haar kant van hun deel in zijn verhaal vertellen. “En ik weet dat het geen uitgemaakte zaak was dat we iets kregen, juist die onzekerheid maakte geen eind aan mijn gevoelens voor jou. Naarmate de jaren verstreken, berustte ik wel meer en meer.” Weer een korte pauze, Jeanine’s stem veranderde. “Ik had het naamplaatje bij de buren kunnen checken ...” Een traan drupt uit een ooghoek. “Nina toch!” Ze glimlacht naar hem met betraande wangen en stuurt de auto de parkeerplaats Ruwiel op. “Wat een verhaal hè? Ik kan nog wel even doorgaan hoor met zelfbeklag en dingen opsommen die ik naliet.” “Dit is goed zo,” antwoordt Bart. “Pijnig jezelf niet zo, ik ben blij dat je dit vertelt.” Jeanine stapt uit. “Ik ga even naar de WC.” Ze pakt haar tas en wandelt terug naar de winkel. ‘Let op: geen muntjes,’ dacht ze. Dat viel mee, haar porte­monnee gaf € 0,70. Ze bezoekt het toilet, kijkt in de spiegel en graait in de winkel een paar appels mee. “Nee, sorry, niet getankt, alleen een break.” Jeanine betaalt en loopt terug naar de auto, onderwijl zoekt ze het schilmesje dat zich ergens in haar tas schuil­houdt. De stop wekt Jeta en zij neemt een stukje appel in ontvangst. “Appel!” “Faleminderit shumë,” voegt Bart toe. Hij zit op de bestuurders­plek en reikt Jeanine haar Dopper aan. “Lukt rijden wel na gisteren?” Hij knikt.  “Kunnen we?” “Si!” “Po.” “Yep!” Het veeltalige gezelschap koerst huiswaarts, alwaar Bart Jeanine en de kinderen naar binnen helpt, Jetë met stoeltje en al. Hij deblokkeert de straat, vindt een parkeer­plek verderop, raapt nog wat losse spullen her en der uit de auto, pakt zijn tas en de rugzak uit de bagageruimte en snelt naar huis. Als Sem eenmaal slaapt, dan blijft dat zo, Bart legt hem in bed, Jeanine ontdoet hem zijn kleding en dekt hem toe. Jetë wacht in haar autostoeltje tot papa terugkomt, druk met een tweede appelpartje.

Barts ritmische ademhaling houdt Jeanine wakker. ‘Gelukkig kan hij terstond slapen en ligt ie zelden wakker, wat er ook gebeurd was en voor zover ze wist. In hoeverre kennen zij elkaar?’ Haar verhaal vanmiddag ... ze kijkt op haar telefoon ... gisterenmiddag, vertelde ze niet eerder. Ja, in een andere vorm aan Merel, wiens advies ze opvolgde. Tussen dat advies en hun samenzijn nu zaten Barts jaren met Jeta, en die waarin Sem was verwekt en geboren. Ze stapt uit bed en checkt de kinderen. Ze fatsoeneert Sem’s deken, Jetë duimt onbewogen, opmerkelijk genoeg alleen in haar slaap in tegenstelling tot Sem, die sabbelde alleen overdag. Beneden zet ze geruisloos een kopje thee en omhult zich met een dekentje tegen de kilte in het slapende huis, omdat ze vergat in haar ochtendjas te schieten. In de schemerige stad waar het altijd licht is, overziet ze de gracht. Over een paar uurtjes doorbreekt de eerste tram de stilte, waarna Amsterdam langzaam ontwaakt, tegen tegen die tijd sliep ze.

"Mama?" "Mama Nina!" De twee onafscheidelijke kinderen kijken verbaast naar de slapende Jeanine. Ze schrikt wakker. "Mama!" riep Sem. Jetë bestijgt de bank en vervolgens Jeanine. Het olijke tweetal wekte Bart al eerder, ook hij verwonderde zich over Jeanine’s absentie. “Ik denk dat Nina al beneden is jongens!” “Mama is naar werk, denk ik!” zei Sem. “Het is zondag!” voegde Bart de uit de slaapkamer rennende peuter toe, gevolgd door Barts jongste dochter. De afdaling in het grachtenpand kende geen geheimen meer voor het duo, op een onbewust overgeslagen trede volgde de onvermijdelijke val die daarop grotendeels gebroken werd door de zachte bekleding. Bart volgde op enkele minuten en trof een vrolijk woelig nestje aan. Hij legt Jeanine’s ochtendjas en een paar dikke sokken over een stoel, en start de voorbereidingen voor het ontbijt. De verwarming stookt de grote ruimte op de tweede verdieping behaaglijk, de houten vloeren kraken mee met de temperatuur­schommelingen. Drie bordjes op een rij, Bart of Jeanine aten, al naar gelang, aan de overzijde mee. Hij plukt Jetë’s kinder­stoel ergens uit de huiskamer weg, Sem’s stoel staat er al. “Waar blijven jullie?” “Jaha!” klonk het uit minstens twee kelen. Jetë beklimt haar hoge zetel, Sem slaat dat op grote hoogte gade. “Wil je thee Sem?” “Yep!” Een nieuw woord bleek aan zijn vocabulaire toegevoegd. “Yep!” klinkt het vanaf de plek waar Jetë haar troon inneemt. Bart smulde van zijn rol als ontbijtbereider. “Nog meer liefhebbers voor een geroosterde boter­ham?” De kinderen genieten, Jeanine zit het liefst aan de bar en aanschouwt haar kerel in zijn element.

In huize Mertens, Schreurs en Almedi, Bart gaf Jetë Jeta’s achternaam, rolde de zondag via het ontbijt op vroege ochtend richting een uitstapje. “Amsterdamse Bos?” stelde Jeanine voor. “Op de fiets?” vulde Bart aan. “Doen we! Aankleden lieverdjes!” Sem’s moeder vertrok met het kroost naar boven, Bart liet de keuken spik en span achter en bracht de fietsen in gereedheid, een hele toer want bij een grachten­pand bestaat geen achterom. Sem kwam als eerste aangekleed naar beneden om buiten voor de voordeur op de Barts fiets passen. Bart peuterde Jeanine’s fiets uit het tuinhuis. Dezelfde fiets waarop hij haar haastig zag vertrekken en ze hem verbijsterd aanstaarde om vervolgens gauw door rijden. Sem’s verantwoordelijkheid nam toe doordat hij op twee fietsen moest letten. Bart greep de kinderstoeltjes en overhandigde een flinke fietstas aan Jeanine vulde in de keuken drinkbekertjes met fles en wat andere spullen voor onderweg. “Portemonnee?” zei Jeanine. “Check, ik ook.” “Hier is je telefoon.” Bart gaf Jeanine haar mobieltje en hield haar hand even vast. “Love you!”

Ze fietsen naar het Amsterdamse Bos, Jetë in het kinderzitje voorop bij papa, Sem achterop bij Jeanine. Het nooitgedachte gezin besteedt zondagmiddag op de drukste plek in de stad bij mooi weer, mede doordat roeiers Sem mateloos intrigeren. Ze plaatsen de fietsen bij het startpunt van de roeibaan, of is het ’t eindpunt? Bart zet Jetë in de draagzak, waarop ze meteen een drumsolo op zijn hoofd inzet. “Hé! Rustig aan dametje!” Jeanine dwingt Sem met zachte hand in de uitgevouwen wandelwagen uit de fietsklem, want de vijf kilometer, heen en terug, trekt het ventje nog niet. “Straks mag je terugrennen!” Jeta belandt uiteindelijk in de wandelwagen en Sem op Barts nek. 

“Tot wanneer mag een zwangere vrouw nog vliegen?”, vroeg ze. “Uh … tot 32 weken, meen ik,” antwoordde Bart. “Wacht ik zoek het even op, waarom wil je het weten?”, onwillekeurig kijkt hij naar haar buik, wat haar een lach en een knipoog ontlokte. “Haha, ik wilde op bezoek bij Merel in Engeland, maar ze schrijft dat nog een keertje naar Amsterdam komt, voor ze bevalt. Ze kan uit Newcastle rechtstreeks op Schiphol vliegen, dat is een uurtje of zo ... en betaalbaar.” In de tussentijd keek Bart naar de regels voor vliegen tijdens de zwangerschap en zijn eerste reactie zat er niet ver naast. “Hoe ver is ze nu?” vroeg Bart. “O, ik weet het een paar weken en ik ben niet de eerste aan wie ze het vertelt, neem ik aan, ik vermoed rond de vier maanden.” “Nou dan kan ze nog drie maanden overal instappen, daarna hanteren de maatschappijen hun eigen regels, die variëren tussen 29 weken tot 36 weken. Bij tweelingen liggen de grenzen lager.” Jeanine appte al. Na een minuut stilte dringt het tot haar door dat het netjes zou zijn te reageren op wat Bart had uitgezocht: “O, uh ... ja, dank je wel!” Het irriteerde Bart mateloos als zo’n ontvangst­bevestiging uitbleef. Na verloop van tijd kun je er tegen als je elkaars signalen beter herkent. ‘Zoals zij aan mijn eigenschappen went, geldt dat omgekeerd uiteraard ook. Het wennen aan een ander in een nieuwe intieme relatie is gecompliceerd.’