Drie Schelpen
Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!
Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.
24 - Westerpark
“Hier eindigt de grandeur van de Schouwburg!” Jeanine opent de deur die voor velen gesloten blijft op een dag als deze. “De meeste mensen weerstaan de behoefte het beeld te wijzigen dat het toneel ze voorschotelt, ik vind het heerlijk de prima ballerina ingehouden een misstap te horen vervloeken of de figurant die ik een stel noritjes gaf, en hem in middeleeuws kostuum haastig naar het toilet te zien rennen.”
Bart volgt nieuwsgierig, links en rechts zie hij kleine hokjes met apparatuur en mensen die een op het oog onduidelijke taak vervullen. Ergens gaat een trap naar boven, op de wand hangt het bordje ‘kleedkamers’, en rechts is een doorkijkje naar het immense toneel, waarvan je in de zaal slechts een deel ziet. Hij kijkt rond en voelt de zinderende energie die Jeanine uitstraalt. Dit is haar domein sinds ze overstapte van freelancen naar een vaste baan bij de Stadsschouwburg.
Ze pakt zijn hand en voert hem achter het toneel langs. Een jongen van de catering stuurt zijn serveerwagen behoedzaam door de gang waarin langs de wanden flightcases, lichtarmituren, kartonnen dozen en rekwisieten elkaar afwisselen. ‘Hey Bas!’, hoort hij haar zeggen. Een verlegen glimlach is haar deel. Achter het toneel bevindt zich een enorme mudvolle opslagruimte, alwaar achterin stagecrew een vrachtwagen uitlaadt. Jeanine ontneemt Bart de gelegenheid te vragen hoe die truck op de tweede etage terecht komt. “Ergens hier moet de rode stip van vorig jaar liggen, die lijkt echter onvindbaar. Tenzij …" Jeanine bedenkt iets. “Kom!”
Ze duiken het trappenhuis in en dalen af naar wat de krochten van het pand moeten zijn. Via een paar deuren en gangetjes komen ze onder het toneel terecht. “Je moet bedenken dat de musici hier kruipdoor, sluipdoor naar de orkestbak moeten lopen. Dat is ondoenlijk.” “Ja, en dan moet je ook die gigantische harp meeslepen!” “Haha, nou die tillen ze er van de voorzijde in, no worries.” Plotseling houdt Jeanine in zodat Bart tegen haar aan botst. Hij grijpt haar vast en voorkomt daarmee een valpartij. “Ja, in de orkestbak gebeuren dingen die voor de zaal buiten het zicht moeten blijven!” “Klopt, alleen vandaag niet waar ik bij ben.” Ze kijkt in de rondte en roept opeens “Hier is ie!” Ze trekt aan een stapel tapijtachtige rollen en valt bijna voor de tweede keer als de rode stip zich prijsgeeft. “Zo hebben we in ieder geval een mooi reserve-exemplaar!”
Terug op het toneel overhandigt ze het ronde vloerkleed aan een vrijwiliger. “Wil je die in de productieruimte leggen?” “Kom Bart, dan gaan we nog de nok in, dat is helemaal vet! Alle wisselende decorstukken kunnen worden opgehesen tot ze volledig uit zicht zijn voor het publiek, zelfs als je op de eerste rij zit, daar gaan we even kijken of heb je hoogtevrees?”
“Valt mee,” mompelt Bart. Ze nemen de lift, waarin een man staat. “Goedemorgen!” Hij knikt vriendelijk. Op de derde stapt hij uit.
“Geen idee zeker?”
“Hij komt me bekend voor.”
“Gijs Scholten van Aschat!”
“Echt? Gaaf!”
Het zicht is adembenemend: stangen, touwen, katrollen, elektromotoren, contragewichten en een smal bruggetje dat het hele toneel van links naar rechts overspant. “Aha, daar vandaan komt iemand uit de lucht vallen!”
“Ja, dat is toch gauw 15 meter!”
“Kunnen er twee mensen tegelijk over dat plankje?”
“Let's give it a try!”
Weer beneden moet Jeanine een paar brandjes blussen. Met de gedachten bij de korte pauze boven het toneel begeleidt ze Bart naar de deur die hem in de grote zaal doet belanden. “Ik zie je straks weer!”
De rondleiding is ten einde. In de spiegel op het toilet veegt Bart met tegenzin de afdruk weg die ze op zijn wang achterliet.
Later die dag spreken ze af elkaar aan het einde van de middag bij de Gashouder te ontmoeten, waar een ander project die dag wordt afgebroken. Morgen is er weer een TEDxAmsterdam, dan zit Bart ergens op het derde balkon en loopt Jeanine met een headset rond.
Water kabbelt tegen de vlonderpalen. Er is bijna niemand meer, vanaf het terrein klinken geluiden van opruimende mensen: een steigerpijp klettert op de grond, een vrachtwagendeur klapt dicht, et cetera.
“Wat gaat er om in zijn hoofd?”, denkt ze, de man observerend die midden op de steiger over het water tuurt richting de ondergaande zon. ‘Denkt ie nu aan mij?’ Innerlijk woedde de strijd al jaren. Beiden durfden geen stap te zetten, zij nog het minst, vanwege de mogelijke consequenties. Ze stapte op de vlonder en op hem af. “Hey, ik kwam weer wat mensen tegen, sorry dat het zolang duurde!”
“Geen probleem, ik staarde wat voor me uit.” Hij pakt zijn biertje aan. Ze tikken de flesjes tegen elkaar. “Proost!” De zon vervaagt en de meeste mensen vertrekken, ze schuiven op naar een andere plek, waar kussens liggen. Zij gaat iets hoger zitten en hij pakte een kussen en nam een etage lager plaats. Bart vindt een manier om comfortabel te zitten doordat haar benen steun bieden. Hij voelt een hand door zijn haar strijken en nog een keer, na een paar seconden, weer. Die hand belandt uiteindelijk op zijn schouder en hij voegt de zijne erbij en spreidt zijn vingers. Ze verstrengelen met elkaar. Haar andere hand volgt, de zijne ook. Hij voelt haar knieën in zijn rug opzijschuiven. Hij kijkt omhoog in haar gezicht, een paar plukjes haar kriebelen over zijn neus en wangen. Ze buigt iets voorover totdat haar hoofd naast hem uitkomt en die prachtige bruine ogen hem vanaf tien centimeter aankijken. Langzaam vermindert de afstand en vinden hun lippen elkaar zachtjes. De volgende kus gaat gepaard met een hand in haar nek, haar hand in zijn nek, zachtjes kroelend. Hij geeft zijn lippen iets meer ruimte, het puntje van haar tong doet ze wijken en ontmoet daar het puntje van zijn tong. Ze kussen, tongen, kroelen. Jeanine schuift bij Bart op schoot. Ze knuffelen zachtjes, teder, bedachtzaam en intens. De opkomst van hun verholen liefde paarde met het vallen van de avond over Amsterdam. “Kom, we gaan naar huis.” Jetë verbleef een paar dagen in Leersum en Jeanine’s broer ontfermt zich vandaag over Sem.
“Biertje?” vraagt ze vanuit de keuken, voor de geopende koelkast. Ze lacht en pakt twee blikjes en uit een hoog kastje twee glazen die ze omspoelde voordat ze de kamer weer in kwam. Ze duwt Bart tegen zijn borst zodat hij in de bank valt. Ze zet de blikjes en de glazen op de salontafel. “Ik ben blij met gisteren Bart ... ik vind initiatief nemen lastig, nog moelijker is wachten op een antwoord.” Dat verwonderde hem, iets in haar was inderdaad terughoudend. “Ik wilde me niet aan je opdringen Nina.” “Je bent verre van opdringerig Bart, sterker, ik hoopte dat je nog een keer een move maakte … zodat ik de gelegenheid zou krijgen voor een ander antwoord.” ‘Diep binnenin dit toonbeeld van zelfstandigheid zit onzekerheid over de liefde,’ dacht Bart. “Ik ben net zo’n bangerik als jij hoor, al is het aplomb wel wat toegenomen met de jaren.’ “Zeg, schenk je biertje eens in, dan proosten we erop!” Dat deed Bart. “Cin cin!” tooste Jeanine. “Cheers!” Bart neemt een slok. “Ik wil dolgraag met je verder Nina, ik wil wel zeker weten dat ik geen speeltje ben.” Haar gezicht betrok. “Ik snap dat je dat zegt, al klinkt het niet zo leuk,” sipte ze. “Sorry, ik ben er onzeker over. Wat mij overkomt vind ik zo fijn, alleen ik vind het nog steeds ongelooflijk dat ik hier nu met jou zit en dat je … nou ja … mij wil.” Nu trilt zijn stem een beetje. Dat helpt haar herstellen. “Niets liever. Ik hield het lang tegen, alle aangevoerde bezwaren zijn overkomelijk. Waarom leven zonder jou en er spijt van krijgen, dan verder gaan met jou, daarvan genieten en erop teren als je er onverhoopt niet meer bent.” Zo. Bart kijkt haar lang genoeg aan en tovert die glimlach tevoorschijn. Hij buigt naar haar toe en kust haar zachtjes op haar mond. Uit twee waterige ogen vindt een traan zijn weg over haar wang. Bart voelt een brok in zijn keel, ze houden elkaar stevig vast. Ze kust hem in zijn nek. Bart hoort een snik. Na een paar minuten maken zij zich los en kijken elkaar aan. Ze lachen. Geluk overmeestert Bart, alsof hij niet gelukkiger kan zijn. Hij neemt een slokje, zij ook. Hij strijkt door haar haren en wil haar opnieuw kussen.
“Hoe kwamen je ouders eigenlijk in dat grachtenpand terecht? Ik dacht dat het geen Amsterdammers waren en net als mijn familie import uit andere delen van het land of, zoals mijn moeder, van daarbuiten.” Bart knikte. “Dat is best een grappig verhaal. Mijn vader was verre van ambitieus en …” “Wacht even Bart, ik schenk eerst even iets in, oké?” “Yep, ik check even bij Jetë en Sem. Ik drink wat jij drinkt.” ‘Dat loopt meestal goed af’, dacht hij terwijl hij op zijn sokken de trap met drie treden tegelijk nam. Jeanine ontkurkte een fles Toscaanse Sangiovese en zette die met twee glazen op tafel. Bart was snel terug: “Alles in diepe rust.” “Grappig verhaal?” “Ja, of: hoe alles anders had kunnen lopen.” “Nou, laat horen, proost!” Ze tikten de glazen tegen elkaar en Bart steekt van wal.
“Mijn moeder en vader komen beiden uit Arnhem, maar ik ben in Amsterdam geboren als nakomertje.” “Hè? Je hebt toch helemaal geen broers of zussen?” “Dat is een van de grappige dingen in dit verhaal. Wat in de Gelderse hoofdstad in al die jaren niet lukte, was hier binnen enkele maanden een feit: een zwangerschap. Maar, even terug naar het begin. Mijn vader werkte bij een van de voorlopers van wat we nu het UWV noemen en hoewel hij geen enkele drang koesterde de apenrots te beklimmen schoof hij geleidelijk aan toch omhoog met als resultaat dat hij gevraagd werd, zo noemden ze een overplaatsing, een functie op het hoofdkantoor in Amsterdam te gaan bekleden. Mijn moeder wist hem over te halen de stap te zetten en hij maakte hier verder carriere en dat beviel hem onverwacht goed. Blijkbaar ontspande dat beiden, geen idee, waardoor er een conceptie plaatsvond en die zit tegenover je."
“Ik vroeg naar het grachtenpand …”, fluisterde Jeanine gniffelend. “O, ja. Er is een link, let op. In die dagen werd er gefraudeerd bij het leven door werkgevers die premies moesten afdragen en dat niet deden. Veelal deden die ‘ondernemers’ ook van allerlei andere dingen die het daglicht slecht verdroegen en zo legde het GAK, zoals het UWV toen heette, beslag op bezittingen van die schuldenaren. Dat ging om forse bedragen en één van die bezittingen, daar zit je nu in.” “Is dat dan wel zuivere koffie?” “Ja, maar het was uitermate goed betaalbare koffie geweest voor mijn ouders, samen met een fijne financiering. Beschouw het maar als een bonus. Mijn vader had vermoedelijk een handje in het ontdekken van de fraude, het fijne weet ik er niet van.” “Zoiets zou nu toch niet meer kunnen?” Jeanine fronste haar wenkbrauwen. “Nee, zeker niet. In die tijd blijkbaar wel, maar het kan ook zijn dat het wel volgens de regels is gegaan, de markt voor onroerend goed zag er toen totaal anders uit dan nu.”
“Wacht!” zegt ze opeens en loopt weg. ‘Ik weet niet of ik meer verrassingen aankan’, denkt Bart. Ze verdwijnt door de deur uit de huiskamer en hij hoort haar de trap oprennen. Boven klinkt gestommel. Na een paar minuten komt ze terug. In sommige films komt de dame dan ‘met iets gemakkelijkers aan’ binnen, Jeanine’s kleding bleek ongewijzigd. “Dit is mijn dagboek uit 2009. Ik wil je er iets uit laten lezen, zodat je mij begrijpt. Je bent de eerste die dit leest.” 2009, het jaar dat hij haar stuntelend ontmoette in het Tropeninstituut. Ze bladert erin en vindt de pagina die zij wilde laten zien. “Hier. Wil je nog een glaasje? Je blijft hè?” Ze wacht de antwoorden niet af. “Begin daar,” wijst ze aan. Het fragment uit het dagboek dat ze Bart laat lezen verraste. “Ja, graag!” reageerde hij op haar eerste vraag. De tweede vraag liet hij onbeantwoord.
29 november - ‘Bart is een heer. Ik had wat meer bij hem moeten dralen.’
1 december - ‘Ik krijg ‘m niet uit mijn hoofd. Wat is er met me? Wat? Waarom gebeurt dit?’
2 december - ‘Het moet overgaan. Kom op.’
“Ik schaam me er een beetje voor, eerlijk gezegd.” “Waarom mag ik het dan lezen?” “Nou, zodat je weet dat het gevoel niet van gisteren is. Ik kon er moeilijk mee omgaan. Als je verder zou lezen, dan zul je zien dat ik het jaren wegstopte. Daarom wees ik je af in 2010. Al kan ik je een fragment laten lezen uit dat jaar waarin staat dat ik al spijt kreeg voordat ik het zei.”
Vanuit de douche sluipt een geurtje de slaapkamer binnen. Het verdrijft het opwindende geurmengsel dat een nacht slapen en de liefde bedrijven veroorzaakt. Het dringt geleidelijk door dat zijn bedgenote de laatste hand legde aan haar ochtendtoilet en binnen een uur zou vertrekken. Hij stapt uit bed en glijdt uit over het condoom dat hij daar deponeerde na hun nachtelijke vrijage. “Godsamme, smeerlap!” roept hij uit en valt op het bed terug. “Haha, je viel echt ook binnen tien seconden in slaap ouwe! Dat krijg je als je jongedames zo lang wakker houdt,” giechelt ze. Hij neemt het sportief op, wat moest hij anders? Hij pakt een handdoek van het voeteneind en deponeert zijn boxershort, het rubber en zijn slaapshirt erin. Die liggen verspreid door de slaapkamer. Aan de andere zijde trof hij kledingstukken aan die hij zich beter herinnerde, de bij elkaar passende BH en slip, het halfdoorzichtige hemdje en een van de sokken die ze in bed droeg om haar altijd koude voeten op te warmen. Seks met een vrouw die haar sokken nog aan heeft in bed, dat is geen doen, naakt betekent: alles uit. Waar de tweede sok uithing, bleef een raadsel. Misschien had ze met de schone sok zichzelf een beetje drooggedept. Mede daarom gebruikten ze een condoom. Ze wilde zijn vocht niet in zich hebben als ze op pad ging. ‘Begrijpelijk.’ Met “Lekker luchtje!”, verlegde hij de aandacht en dat werkte.
“Dit is een nieuwe parfum, die Jan me gaf voor mijn vorige verjaardag, mijn ‘eigen’ is op. Ik denk dat ik vanmiddag een flesje van mijn parfum koop en deze uitfaseer.”
“Akkoord.” Ze rook heerlijk zonder parfum en met parfum, vond hij. “Ik ga Sem ophalen, bij de crèche brengen en aan het werk. Doe jij de deur achter je dicht?” De werkelijkheid was nu een feit. Hij zou naar Leersum rijden vanochtend.