Goedemorgen!

Leestijd ongeveer 19 minuten.

Drie Schelpen

Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!


Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.


21 - Buren

Bart treft zijn moeder’s favoriete speelgoed diep weggeschoven in de dakvoet aan, het stuur een kwartslag gedraaid, de banden leeg. Zij stepte wat af op het groene racemonster langs de grachten. De step belandt in de container die buiten een parkeerplek in beslag neemt. ‘Die ligt er vermoedelijk niet zo lang in, daar weten ze hier wel raad mee in Amsterdam'. Het meeste papier verhuist naar de zolder in het tuinhuis, dat vergt meer aandacht, net als de enorme hoeveelheden dia’s en 8-millimeter films. “Die wilde Pa nog graag uitzoeken,” verzucht Bart. Vader’s pensioen duurde welgeteld een jaar. De inhoud van twee urnen strooit hij na lang wikken en wegen 's nachts uit in gracht, het spuiwater voert de as via het IJ naar zee.

‘Chop chop!’ Bart spoort zichzelf aan en sjouwt een zware doos vier verdiepingen lager naar het souterrain. Herinneringen aan Amsterdam en heimwee naar Pristina wisselen elkaar af. Hij wil het zangerige Gegisch weer horen, Peja’s zoete geur opsnuiven, de bruine smogdeken over de stad te zien liggen, familie bezoeken en de lieve Njomëza en Petrit terugzien. Wat hij het liefste wil is onmogelijk. Het pijnlijke alles­over­heersende gemis doorsnijdt zijn denken. Hun dochtertje is de slinger tussen rouw en blijdschap. Het meisje groeit op in Nederland, ze leert haar halfzusjes, nichtjes en neefjes kennen. Al snel zou ze anderhalf jaar zijn en ter gelegenheid daarvan een bezoek brengen aan Kosovo.

Nadat zijn beide ouders waren overleden hield Bart de ouderlijke woning in Amsterdam aan. Hij ontruimde het huis grotendeels, een aannemer controleerde het pand op achterstallig onderhoud en samen maakten ze een uitvoeringsplan om gebreken te herstellen en verouderde faciliteiten te vervangen. Tevens splitsten ze de woning op in vier appartementen, waarvan Bart er drie zou verhuren. De zolder bleef buiten de verhuur als pied-à-terre. De tuin was voor gemeen­schap­pelijk gebruik, de bewoners van de eerste en tweede verdieping konden via een eigen trap afdalen naar de rustige oase in de drukke stad.

Bart staat met de sleutel in zijn hand en een paar dozen met spullen uit Leersum op het bordes en hoort bij de buren de deur opengaan. Een bekende verschijning trekt gehaast de deur achter zich dicht en wil die op slot doen. Dat lukt niet meteen, ze zet haar tas op de grond en vloekt. Eindelijk slaagt ze erin de sleutel om te draaien waarop ze het trapje af roetsjt en gedachteloos oversteekt naar haar fiets die verstrengeld is met een lantaarnpaal. Opnieuw volgt een schermutseling met een slot. Haar gedachten bevinden zich al verderop, de achterstand in haar dagschema groeit. Verbijsterd aanschouwt Bart de hilarische scéne. De vrouw fietst weg, stopt abrupt na tien meter, draait om en rijdt terug, ze grijpt haar tas van het bordes, smijt die in de stuurmand en ziet Bart staan. “O … Hoi! Kom je voor mij? Want ik woon hier, … ik snap het niet! Wat doe jij hier?” “Ga maar, je hebt haast zo te zien. Ik vertel je later wel wat ik hier doe.” “Oké! Daag!” Ze sprint weg. Hij lacht. Zij kijkt niet om, slingerend verwijdert ze zich van bij wie ze het liefst zou willen zijn. ‘Straks, straks ...’, denkt ze. Ze steekt onbesuisd de kruising over en sprint linksaf richting het centrum, een heftig claxonerende auto ontwijkt haar tenauwernood. Het ontgaat haar. Jeanine’s hart slaat over, ‘Wat doet hij daar in godsnaam?’

Beduusd stapt Bart naar binnen en zet zijn vracht in de gang. Hij sluit de deur en zeult de dozen een voor een naar boven. Wat een vreemd toeval. De clichés vliegen door zijn gedachten,  ‘Toeval bestaat niet’ voert de boventoon. Hij kent de buren niet. ‘Misschien huurt ze er een etage. Zat er nou een kinderzitje op de bagagedrager?’ Hij zet de eerste verhuisbox in het keukentje conform de sticker ‘Keuken’. Tijdens de zweterige volgende etappes naar en van boven kan hij niet meer bedenken dan dat het toeval hier een rol speelt. Voordat hij de laatste doos naar boven sjouwt, kijkt Bart bij de buren: vier naamplaatjes met elk een eigen deurbel, waaronder de hare. ‘Jeanine woont hier.’

Ze stiefelt de Albert Cuypmarkt op nadat ze haar fiets parkeert voor de deur van het huis van een vriendin in de Govert Flinckstraat. Normaal wandelt ze bij een AH naar binnen voor boodschappen, ontregeld als ze zich voelde, dwong een vreemde behoefte haar naar deze ‘place to be’. Ze leek een toerist tussen de toeristen die de markt bevolken en zich afvragen wat er bezienswaardig is aan het verkopen van groente, fruit, kaas, vis en vlees op deze markt ten opzichte van elke andere willekeurige Europese markt. Er zijn verschillen in aanbod en hygiëne tussen Nederland en Italië, maar een markt is een markt. Op deze bleek een euro een gulden waard te zijn. Waar komen die gedachten vandaan, wat doe ik hier? Ze maakt rechtsomkeer, koopt een appel en loopt terug naar haar fiets. De beschermhoes van het kettingslot was kapot, iemand trachtte de ketting door te knippen, maar was betrapt of zijn gereedschap bleek niet krachtig genoeg. De fiets was verder in orde. Ze schikt haar tas op het rekje boven het voorwiel en rijdt naar huis. Ze aarzelt bij de deur, zucht diep en gaat zitten op het trapje dat naar de voordeur leidt. “Wat is er nou toch met me aan de hand?” Haar onderlip trilt in een poging niet te gaan huilen, wat mislukt.

Hij verdeelt de inhoud van de dozen over de verschillende ruimtes en zet de lege opgevouwen exemplaren bovenaan de trap om die straks mee naar beneden te nemen. Zijn telefoon trilt. Appje van … Jeanine. “Straks lunchen? Ik moet je spreken.” ‘Verrassend,’ denkt Bart voordat hij reageert, en vervolgens merkt dat zijn intuïtie de ratio passeert, doordat zijn vingers een antwoord schreven. “Myrabelle? Om één uur?” Ze typt een antwoord. “Oké. Ik kan iets later zijn, daarna heb ik de tijd. Hoop jij ook.” De tijd tot de lunchafspraak snuffelt hij in het tuinhuis. Zijn ouders gebruikten het ‘s zomers om in te lezen, discussieren en te eten. De grote deuren wijd opengeslagen en als de kilte de laatste zon overwon, stookten ze houtkachel op. Zijn vader schreef hier ooit een gedicht voor zijn moeder over deze plek. Het gedicht hangt ingelijst in het souterain. Het emotioneert Bart, hij declameert het in gedachten. Op dat moment breekt de zon door en prikt over de daken in de tuin. Hij veegt bladeren en takjes van het tuinbankje. Barts plaats­nemen veroorzaakt vervaarlijk gekraak en hij staakt spoorslags de beproeving, waarop de volgende zich aandient. Om het tuinhuisje te openen is een sleutel nodig, bedenkt hij. De deur geeft echter onverwacht mee na een flinke ruk en Bart tuimelt achterover om te landen op het bankje dat het onder zijn gewicht in combinatie met de valsnelheid opgeeft. “Ver­domme!” Zijn rug loopt een lelijke klap op. Het gietijzeren frame van het bankje breekt zijn val. Hij krabbelt op en klopt zijn kleding af. Groene mosvlekken verdeelt hij keurig over zijn broek. Aan het leven van het bankje komt abrupt een einde, de deur van het tuinhuisje daarentegen staat open. Doordat de ramen nauwelijks nog een kijkje op het interieur mogelijk maakten door aanslag van zowel binnen als buiten, verrast de inhoud Bart maximaal: het tuinhuisje blijkt leeg. Aan een balk hangt een lamp te slingeren, de heftige beweging de deur te openen veroorzaakte blijk­baar voldoende luchtverplaatsing. De vloer ligt bezaaid met muizen­keutels. In tegenstelling tot wat je vaker voelt als een plek die je uit je jeugd kent, oogde de ruimte groter dan hij zich herinnerde. Je kan er een woninkje van maken, of een kantoor. Hij beseft hoe hij Amsterdam heeft gemist en de ontmoeting met Jeanine versterkt dat gevoel exponentieel. Hij sluit de deur weer, wat enig duwwerk vergt, en loopt de vijftien meter terug naar het huis. Via de buitentrap klimt hij naar boven en probeert zich te fatsoeneren voor de ontmoeting in Myrabelle. Bart besluit iets eerder te gaan en aldaar uit te rusten van de drukke ochtend. Hij neemt de opgevouwen verhuisdozen alvast mee naar beneden. 

Met “Een Affligem Blond alstublieft,” bestelt Bart ietwat vroeg op de dag, zijn favoriete alcoholische versnapering. “En een Sauvignon Blanc graag,” klinkt het uit de deuropening. De eerder die dag haastig vertrekkende buurvrouw meldt zich mooi op tijd. “Heb je al trek?” “Nee, uhm … nog niet, ik zou liever eerst even praten.” Ze kust hem bij binnenkomst vluchtig op zijn wang. “Mijn bespreking duurde onverwacht kort, vandaar dat ik er al ben,” loog ze ongeveer gelijktijdig met de begroeting. “Als je eerst nog iets moet doen, qua werk of zo, dan ga je gang hoor!”, probeert Bart nog. “Nee, nee, ik ben meteen hier naartoe gekomen. Jou een beetje kennende, zou je er vast al zitten.” Bart ontgaat de verwijzing niet. Ze keken elkaar aan. Een beetje ongemakkelijk. Ze wilden tegelijk iets zeggen en dat veroor­zaakte een lach op hun gezichten. “Jij eerst!” “Oké.”

Zowel links als rechts ontbreekt het kenmerkende witte streepje op de daarvoor bedoelde vinger van de man die zijn trouwring voor de gelegenheid afdeed. Een onzinnige actie de huwelijkse staat te ontkennen, de bleke huid viel meer op dan wat het gouden sieraad bekrachtigde. Bij Bart was het onzeker: geen ring en geen ontbrekende ring. Ringloos getrouwd, gescheiden, allergisch voor edelmetalen of weduwnaar? Die hielden hun ring om, toch? Het maakte hem interessant op een of andere manier. Ze kon Facebook moeilijk checken waar hij bij zat. “Ik moet even naar de WC, blijf je hier?” Hij lacht. “Uiteraard!” Met de rok omhoog en de slip op kniehoogte bekijkt ze zijn profiel. ‘Weduwnaar’, leest ze. “Oké, helder!” Opgelucht fatsoeneert ze zich en keert terug naar hun tafeltje. “En? Heb je gecontroleerd waarom die trouwring er niet is?” Ze bloosde. “Uhm, ja, je bent door naar de volgende ronde!” “Ik zal je vertellen hoe het zit, bij voorkeur op een rustiger plekje dan hier, bij De Compagnon bijvoorbeeld?” Dat voorstel valt goed, ziet hij, want ze pakt meteen haar tas van de grond. “Ja, gezellig!”, klinkt het verheugd. Bart reikt haar zwarte mantel aan. Hij legt een tientje op tafel, op het signaaltje naar de bar volgde een duimpje en samen verlaten ze het drukke café om het stukje naar het intieme restaurant in de Kerkstraat te wandelen. Tot haar eigen verbazing vouwt ze haar arm om de zijne en hij maakte de arm-in-arm figuur compleet. Het verraste Bart dat ze het nodig vond zijn burgerlijke staat te checken. ‘Naïeve zak!’ Het leek alsof ze hoorde wat hij dacht doordat ze opkeek, ze glimlachte. Diezelfde arm trok Bart een andere kant op. “Niet rechtdoor?” “Nee.”

“Ik wil eerst douchen, jij ook?” “Yes.” Hij trekt haar hemdje uit, onderweg naar de BH-sluiting glipt ze weg naar de badkamer. Hij trekt alles uit, sluit de gordijnen van de slaapkamer en volgt Jeanine. Het water stroomt al. Ze stak haar haar op zodat het niet nat wordt, een pose waarbij haar borsten parmantig en uitnodigend ogen. “Haha, nee, nee, niet aankomen mannetje!” Bart besluit eerst even te kijken alvorens haar de cabine in te volgen. “Wil je me inzepen? Mijn haar droog laten hoor!” Hij zoekt haastig naar doucheschuim. “Heb ik al hier!” Hij stapt naast haar en pakt de fles “Bamboo Cream Shower”aan. Prima, lekker luchtje ook. Hij giet wat spul op zijn hand. “Niet zoveel hoor!” Ze voert bevallig een soort piroutte uit. “Eerst mijn rug!”, lacht ze. Het maakte hem niets uit met welk deel van dat prachtige lijf hij begint. Rug, benen, billen, voeten, borsten, handen, alles. Ze draait haar rug naar hem toe. Een subtiele aanraking doet haar een stapje terugzetten, zodat stromend water het inzepen niet verstoort. Rustig smeert Bart haar schouders in, rondjes draaiend en langzaam omlaag aan weers­zijden van haar ruggengraat. Over haar schouderbladen over de plek waaronder de nieren zich ongeveer bevinden en voordat hij het wist draaiden zijn handen hun rondjes over haar prachtige billen. “Hmmm,” klonk het. Hij pakte nog een beetje douchecrème en zakte door zijn knieën. Haar benen stonden tegen elkaar aan, een lichte aanraking was voldoende daar een beetje ruimte tussen te krijgen. Hij vervolgde zijn weg en probeerde onopvallend een zeker plekje te vermijden, dat komt later. Eerst die goddelijke benen, de fijne voetjes en die grappige teentjes. “Til eens op!” Ze toont hem de gevraagde voet, hij masseert haar enkel, kuit en voet. Zijn vingers duiken tussen haar tenen, dat paste net. “Andere voet!” Dezelfde behandeling. Zijn handen strijken over haar benen omhoog, hij laat ze over haar heupen glijden en houdt daar halt. “Doorgaan?” “Ja, je bent nog lang niet klaar!” Perfect. Hij warmde meer crème op in zijn handen en hervatte op haar schouders. Ze stond nog steeds met haar rug naar hem toe. De weg vanaf haar schouders was nu een andere. Nog rustiger en zonder te draaien. Langzaam naar beneden over van de glooiing. Opzij om de ronding om zijn handen rustig een plek onder haar borsten te gunnen. Vandaar weer omhoog. Haar tepels vertellen dat de behandeling tot dusver haar goedkeuring konden wegdragen. Dat maakt dat hij haar wilde optillen en wegdragen naar het bed. Hij houdt zich in. Zijn pik reageert. Na een zachte korte behandeling van haar borsten laat hij zijn handen hun weg vervolgen over haar buik en haar liezen duiken. Ze staat het toe. Even denkt hij dat ze haar benen iets verder uit elkaar zette, hij besteedt er geen aandacht aan. Hij legt zijn handen weer op haar schouders en draait haar om, waardoor haar bruine haardos niet droogblijft. “O, o,” zei Bart. Ze verwijdert de haarklem en laat die vallen. Het water stroomt over haar hoofd en ze fluistert “Shampoo, links!” Hij kijkt rechts en verdomd, ‘Bamboo all the way’. Hij spuit wat shampoo op zijn hand. Zij legt haar handen op zijn heupen en buigt iets naar voren. Bart waste niet eerder lang haar. Samen douchen met Ineke en Jeta wel, Ineke droeg kort haar en Jeta, die ... 

“Lukt het?” 

“Ja, ja, het lukt.” Jeanine bevrijdt zichzelf uit de gordiaanse knoop van gevoelens waarin ze de afgelopen jaren verstrengeld raakte. Ze grinnekt om zijn gestuntel en merkt op dat hij er best goed uit ziet. ‘Best goed. Dat bedoel ik niet,’ denkt ze. Hij wast zoals een kapper dat doet. ‘Goed opgelet Bart!’ 

Hij verheugt zich erop de knopen eruit te kammen, waarbij zij drooggewreven en bloot op bed zit. 

“Ik spoel mijn haar zelf uit,” zegt ze subiet. 

“O, oké.” “Wil jij ook die bamboo-prut?” 

“Uhm, ja prima, heb je iets anders dan?” 

“Nee, dit is redelijk neutraal, haha!” 

Bart vindt alles best. Bamboe, Lavendel, Rozen, hij wilde al die geuren opsnuiven en al die geuren op haar ruiken. Ze moest hoog reiken om zijn schouders te bereiken. In plaats van naar beneden kropen haar handen over zijn hals naar boven en via de kin smeert ze zijn gezicht in. Onverwacht, het was heerlijk. “Ogen dicht!” Hij was net op tijd, haar vingers strijken teder over zijn oogleden. Langs de slapen, om zijn oren, via zijn nek weer naar beneden en dat traject nog een keer. 

Uit een stapel handdoeken pakt Bart een roze exemplaar en ont­vouwt die. “Kom!” Ze stapt op hem toe. “Mijn haar alleen deppen, dat föhnt makkelijker als het nat is.” Hij dept haar haar, gezicht, schouders, hij depte haar helemaal, kalm en rustig. 

“Bart?” 

Hij kijkt op, want hij was inmiddels bij haar voeten aanbeland. 

“Zo is het goed.” ‘Te voorzichtig kan ook!’ Ze pakt een andere handdoek en reikt hem die aan. “Jij mag jezelf afdrogen, dan doe ik mijn haar.” Ze pakt de föhn, Bart droogt zich af. 

Twee minuten later is hij daarmee klaar, terwijl de föhn warme lucht door de badkamer verspreidt, waar ze voor de spiegel de vorderingen in de gaten houdt. Halflang haar tot net op de schouders. Hij weet niet of je dat halflang noemt. Lang komt tot halverwege je rug. Kort haar raakt je schouders niet. Halflang haar vind hij het mooiste, het geilst als het donker haar is. Bij blond haar moet het kort of lang zijn, niet halflang. De föhn stopt.

“Kom eraan!” De deur zwaait open en de begeerde brunette stapt de slaap­kamer binnen gekleed in een badhanddoek. 

“Hallo schatje,” brengt hij met moeite uit, zijn adem benomen door deze bloedmooie vrouw. De handdoek glijdt op de grond en ze kruipt over het bed naar hem toe.

Ze sluit de badkamer, de knip gaat erop. Iets later hoort Bart het lichte gesuis van vocht dat de urethra verlaat. Ze druppelt nog wat na, tegelijkertijd hoort hij de wc-rol rollen. Daarmee dept ze haar vulva droog, gevolgd door het doortrekken van het toilet. Hij stopt met luisteren, honderden malen hoorde hij deze scène. Nog nooit van haar. ‘Nu deed ze de deur op slot, wanneer dult ze mij erbij? We vrijden zonet en dichterbij elkaar kan je niet komen, toch? Dit is intiemer, tenminste: in het begin, dan elkaar beminnen. Sommige handelingen voer je niet in in elkaars nabijheid uit, tenminste onder normale omstandigheden. Er zijn maar weinig culturen waarbij poepen een gezamenlijke activiteit is, ik meen dat het in Japan vroeger zo was. In de serie ‘Shogun’ zitten mannen en vrouwen naast elkaar op een gemeenschappelijke wc. Ik geloof niet dat ze het verwisselen van een tampon graag onder het toeziend oog van vriend of man doen, al zijn er zeker mensen die daar na verloop van tijd doodgewoon vinden’ De bad­kamer­deur zwaait open. 

“Zeg Bart! Vertel eens, waar denk je aan? Toch niet aan dat ik daarnet voor het eerst zit te plassen waar je min of meer bij bent?”

De stroom mensen van en naar het Centraal Station trotseren ze en het zijstraatje van de Warmoesstraat brengt rust. Het blijkt druk in de Compagnon, doch een tafeltje voor twee achterin tegen de klimaatkast dekt een ober net opnieuw. “U kunt daar zodadelijk plaatsnemen hoor!” 

“Geweldig, dank u!” 

Iedereen converseerde aangenaam rustig en met gedrukte stem. ‘Ik ben benieuwd naar haar verhaal,’ bedenkt Bart zich. De gerant neemt hun jassen aan en leidt hen naar hun plek. Bart zorgt ervoor dat zij het overzicht houdt en dat hij alleen naar haar en de tafel achter hen keek. 

“Wat mag ik voor u inschenken?” 

Jeanine reageert vlot: “Ik zag bij binnenkomst dat u een Château Sénéjac Haut Médoc aanbeveelt, dat lijkt me heerlijk nu. Flesje doen?” Bart knikt instemmend, zich verheugend op haar wijnkeuze. Meer benodigt de vragensteller niet, hij neemt de overbodige glazen mee en spoedt richting de wijnkelder om de reeds gechambreerde fles te vervangen. 

“Lam of rund?” vraagt Bart. 

“Haha, wijsneus! Maakt me niet uit, eerst de kaart checken. Deze druivige Médoc is verrukkelijk, zelfs bij een frietje mayo!” Ze krijgt een slokje aangeboden ter goedkeuring. “Mmm … heerlijk!”, waarop Bart een glas krijgt ingeschonken. Bart slikt een wijsneuzerige opmerking over het klaarblijkelijk gewijzigde protocol in en heft het glas. “Cin cin!”, klinkt het zachtjes, vergezeld door een knipoog. Jeanine iss blij dat ze vanaf haar plek zicht heeft op de ruimte in het restaurant. “Oké Bart, ik checkte je ‘status’, ik beken. Vertel me wat mij moest weerhouden hier met jou te gaan zitten?” Hij kijkt in haar ogen. “Het antwoord daarop is simpel: niets en alles. Mijn verhaal is mooi en verdrietig. Ik ben twee keer getrouwd, de eerste keer voor de wet en de rest van mijn leven, de tweede keer niet voor de wet, wel voor de rest van de rest van mijn leven. Beide keren verloor ik mijn geliefde.” Bart spreekt al na een paar woorden geëmotioneerd. “Ineke stierf aan de gevolgen van borstkanker, Jeta bezweek door enorm bloedverlies bij de bevalling van Jetë.” Hij neemt een slokje en kijkt langs Jeanine naar de muur. Zij observeert hem. “Ik vind jouw aandacht heerlijk, het beangstigt me ook. Ik wil een nieuwe partner nooit meer kwijt. Ik trek het verlies van mijn twee lieverds nauwelijks, al compenseren, voor zover dat woord hierop überhaupt toepasselijk is, mijn dochters veel.” 

Dat hij haar in een paar zinnen combineerde met ‘een nieuwe partner’ voelt fijn. Zover is ‘t niet. Te veel obstakels. “Mag ik wat vragen?” “Uhm … ja, natuurlijk!” “Wat is je dierbaarste herinnering aan Ineke?” 

Die vraag treft Bart in zijn hart. Hij wil nog een slokje nemen en in reactie op zijn voornemen houdt Jeanine de fles op om dat te faciliteren. 

Ze schenkt zichzelf ook bij en plaatst de fles terug op tafel. “Sorry, dat is een onbetamelijke vraag.” 

“Nee, nee, helemaal niet. Je raakt me, zonder dat ik dat vervelend vind. Fijn dat ik met jou over Ineke en Jeta kan spreken.” Bart noemde ze samen. “Ineke complimenteerde zelden, wat haar frustreerde. Op onverwachte momenten rolde er een loftuiting uit die je deed blozen. Dat is een dierbare herinnering, er zijn er veel meer, dat snap je. Een fantastische moeder, … nou …” Barts woordenstroom stokte. 

“Sorry Bart.” Het blijft stil. Ze kijken elkaar aan. Het spijt Jeanine zo snel het onderwerp te berde te brengen op datgene dat haar bezighield en zelfs weerhield meer energie in deze vriend te steken. Een tweevoudig weduwnaar, waar begin je aan? Anderzijds: wil je nog meer ervaring en genegenheid? Succes ermee! De mannen in haar leeftijdscategorie die waren ‘overgebleven’ konden haar niet, niet meer, bekoren. 

“Jeanine, als iets me spijt is het dat ik bij jou niet doortastend was. Een zielige, mislukte poging en vijf jaar later zitten we tegenover elkaar, nog steeds in een sfeer die ik niet kan plaatsen. Daarom wil ik uitspreken wat we denken en als dat betekent ...” 

“Bart, stop.” 

Hij kijkt Jeanine aan. 

Zij kijkt hem indringend aan. Ze onderbreekt het gesprek voor de tweede keer vandaag. “Ik hield het tegen.” 

Bart herinnert zich een moment, anderhalf jaar geleden, waarop hij bij toeval ergens een vage foto tegenkwam waarop hij haar haar­scherp zag: purperkleurige jurk, blote schouders, die Mona Lisa achtige glimlach. Dat stak en ontregelde hem. In de laatste twee, drie jaar kon hij de gedachte aan haar loslaten, dat moest. Jeta deed hem haar vergeten, het was klaar. Ze wees hem af. Nu gebeurt er iets geks, het gevoel komt terug. ‘Man, wat verbeeld je je nu?’ “Uhm ... Wat zeg je?” 

“Ik hield het tegen en het heeft me vijf jaar gekost, tot vandaag, de knoop door te hakken.” Ze zit op haar gemak bij de figuur wiens voorstel de vriendschap op te waarderen ze ooit afwees. Die afwijzing was begrijpelijk, beredeneerde ze, en met het advies van ouders en vriendinnen erbij besloot ze hem te vertellen dat ze dat niet wilde, niet kon. Drie jaar later zit ze tegenover hem en hij vertelt over het meisje, geboren uit Barts nieuwe geluk met de Kosovaarse Jeta en het verdriet over opnieuw een verloren liefde. Ze steekt meteen van wal: “Bart, het spijt me.” 

“Wat Jeanine?”, vroeg Bart, al voorvoelde hij wat het zou zijn. 

“Van toen ... dat ik je afwees,” fluistert ze en de tranen vloeien alweer. De kelner serveert geruisloos een amuse-gueule en houdt de duiding wijselijk voor zich. 

Bart kijkt Jeanine aan en herinnert zich dat ze destijds in de IJsbreker zei: “Iemand die mij lang aankijkt, heeft me al voor de helft gewonnen.” Op dat moment verdween die uitspraak in het niets, nu begrijpt hij wat ze bedoelde. Hij blijft kijken. 

Na twintig, vijfentwintig seconden draait ze haar hoofd weg en zegt, half huilend: “Je weet het nog ...” “Ja. Werkt het nog steeds?” 

“Het heeft al die tijd gewerkt ...” 

Bart probeert niet met zijn ogen te knipperen. “Als het altijd gewerkt heeft Jeanine, wat is er dan misgegaan?” 

“Bij jou niet veel, jij ging verder met je leven. Ik ook en toch knaagde er iets. Ik luisterde niet naar mijn gevoel en overtuigde mezelf jou af te wijzen. Voor mij. Een weduwnaar dat geeft problemen, en die zijn er vast en zeker, dat besprak je met Jeta vast ook … O, sorry." 

"Nee, nee, dat geeft niet. Je hebt gelijk, dat speelde een rol en daar vonden we een weg in. Jouw afwijzing deed pijn moet ik bekennen. Wat je nu zegt verrast me en maakt me blij … ik vind het wel een beetje moeilijk, zo kort na ..." 

"Ik verwacht ook niet dat je me nu in jouw armen sluit.” ‘Dat klinkt een beetje gek na de innige vrijpartij van zo-even.’ “Ik wilde je zien, je spreken en vertellen dat ik vind dat ik een grote fout maakte. Ik zou er alles voor over hebben het recht te zetten, ik realiseer me terdege dat ik dat niet van je mag vragen." 

Bart weet niet goed hoe hij moet reageren. Gevoelens van trouweloosheid ten opzichte van Jeta, de terugkeer van gevoelens voor Jeanine, de implicaties van een besluit nu. “Nina, ik vind het moeilijk.” 

Haar hart mist een slag. ‘Nina,’ zei hij. ‘Dat klinkt beter. ‘‘Meisje’, mocht ook wel.’ 

“Dat snap ik.” Ze legt haar hand op de zijne. “Neem je tijd. Ik wil je dolgraag terug, uhm … ja, nou, je begrijpt me wel.” Ze kleurt en wurmt haar hand onder de zijne vandaan, wat hij voorkwam door zijn hand op de hare te drukken. 

“Nina. Ik moet er over nadenken. Je woelt iets los, dat vind ik fijn, en het overvalt me.”

“Dat snap ik. Neem je tijd.”