Drie Schelpen
Geïnteresseerd in de roman 'Drie Schelpen'? Meld je hier aan voor de nieuwsbrief!
Lees je liever vanaf papier, klik dan hier.
15 - Madam President
In het kantoor van KosInvest aan de Mujo Ulqinaku verwondert directrice Arta zich over Bart’s absentie bij de wekelijkse bespreking met accountmanagers, die veelal overgaat in iets eten en drinken buiten de deur, waarbij soms partners aanschuiven. Ze belt hem en belandt direct in zijn voicemail. ‘Buiten de steden is het bereik in Kosovo niet geweldig, dat gebeurt wel vaker,’ denkt ze. ‘Op zich is dat geen reden voor paniek.’ In zijn agenda staat een afspraak in de Drenica vallei. ‘Hij zou een cliënt feliciteren met diens laatste termijnbetaling.’ Nog een poging leverde evenmin een verbinding op. ‘Ik wacht nog een half uurtje, ze dwingen hem ongetwijfeld een Raki of een Prepecenica te drinken, het kost moeite genoeg er tussenuit te knijpen zonder de gastheer te beledigen,’ dacht ze ongerust.
De Nederlandse hulp, in de vorm van Jeta's partner Bart, kwam als een geschenk uit de lucht vallen. Hij wilde geen salaris. Zij stelde Barts idealistische beeld bij en tegen een onkostenvergoeding zet ze hem in op werk dat anders bleef liggen bij gebrek aan budget. Al rap opperde Bart ideeën en binnen de korste keren, mede doordat hij aardig de taal sprak, liep hij het kantoor in en uit alsof hij er jaren werkte.
Het loopt inmiddels tegen de avond. Ze belt Jeta, protocol bij een calamiteit als deze. “Weet jij waar Bart uithangt?” Arta maakte zich nu echt zorgen.
“Nee, ik weet niet beter of hij is op kantoor!”
‘Verdomme, daar heb je het gedonder in de glazen!’ Arta voelt de paniek bij Jeta toeslaan.
“Kom gauw naar hier!” Arta stormt de directiekamer uit. “Bart is vermist!” De kantoorruimte reageert verschrikt. Ze overleggen over de situatie. Afspraken buiten de deur met cliënten moet je aan- en afmelden, zodat men weet dat een medewerker is gearriveerd en vertrokken. Bart reisde vanuit huis naar de vallei en meldde na een uur zijn aankomst bij de cliënt. De cliënt blijkt telefonisch onbereikbaar, zodat informeren naar Bart niet kan. De tweede contactpersoon in het dossier, een buurman en neef, bevestigt Bart’s bezoek.
“We dronken zelfs samen wat! Zotëri Bart vertrok na twee uur met een fles Prepecenica en een droge suxhuk, beide van eigen makelij."
‘Foute boel, hij had allang terug moeten zijn’, dacht Arta. Ze vroeg de buurman een oogje in het zeil te houden. Korte tijd later belde hij terug. “Zijn auto staat nog aan het begin van het pad naar onze huizen. Dat kon ik vanaf hier niet zien, dus ben ik er naartoe gelopen. De fles drank en de worst liggen op de bijrijdersstoel, de autosleutels zie ik nergens, maar de dossiermap van mijn oom heeft hij op de achterbank gemikt. Verder geen spoor van hem te bekennen, sorry!”
Ondraaglijke pijn absorbeert alle waarneming. Zijn oogleden willen niet open of zijn ze open en ziet hij niets? Een rare stilte vult beide gehoorgangen. Zijn hersenen voelen doorkliefd, hij kokhalst. Op zijn kruin treft hij een kleverige bloederige nattigheid aan. Een specifieke brandlucht dringt zijn neus binnen vergezeld door het besef zijn gezichtsvermogen kwijt te zijn. Een titanische paniek grijpt Bart bij de keel. Als zijn ogen nog enigszins functioneren, zou hij licht waarnemen, tenzij hij in een aardedonkere ruimte verblijft. Geur, smaak, gehoor en gevoel nemen geleidelijk in kracht toe. Dorst. ‘Water!’ Hij tracht met een zintuig minder en op halve kracht, uit te zoeken waar hij zich bevindt. Met elke beweging ontdekt hij meer over zijn toestand. De ergste pijn concentreert zich in zijn hoofd, de rest voelt beurs, zenuwbanen rapporteren overal pijn. Hij mist alleen zijn vest en schoenen. Zijn lichaam reageert rillend op de mishandeling, die hij zich, bedacht hij zich verwonderd, niet kan herinneren. De ruwe houten vloer kraakt. Met zijn handen tast hij in de rondte om zijn omgeving in ‘beeld’ te krijgen. Hij beseft niet vastgebonden of geketend te zijn, niet zelf en niet aan de muur of een paal of iets dergelijks. Hij vindt zijn bril, dat wil zeggen, een helft. Het glas lijkt intact. Het geeft een vertrouwd gevoel je bril terug te vinden, al kun je er niets mee. Op zoek naar de andere helft treft hij aan wat ie eerder uitbraakte. Hij zakt duizelig ineen.
“Stand up!” klinkt het meerdere malen achter elkaar. Bart verstaat geen woord Servisch, op een aantal begroetingen na, hij herkent het verschil met Jeta’s vertrouwde zangerige Gegisch. ‘Welke andere taal kon het zijn hier?’ Het leek Bart verstandig het verzoek in te willigen. Wankelend komt hij overeind. Iemand helpt, het duurt blijkbaar te lang voordat hij zijn evenwicht hervindt. “Can I have some water please?” ‘Mijn stem klinkt raar, mijn mond is uitgedroogd.’ “Yes, in a minute,” antwoordt een andere stem in het Engels. ‘Er zijn minimaal twee mensen in de ruimte,’ bedenkt Bart. “First, we have to apologize.” In een nanoseconde flitst door Bart dat er een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden en ze hem vrijlaten. Die hoop vervliegt acuut. “The ones that captured you used the wrong kind of spray to take you down. Instead of pepper they applied some … erm … heavier stuff. We are sorry for that.” ‘Fijn! Excuses voor het per ongeluk verbranden van mijn ogen. Bedankt jongens, mag ik nu gaan?’ De pijn doorsnijdt zijn hersenen en verhindert helder denken. Zijn uitgedroogde lichaam eist verzorging. “Someone is coming to look after you and we will bring you water and something to eat.” Bart zet wankelend een paar moeizame stappen en iemand drukt op zijn schouders zodat hij door zijn knieën zakt om te gaan zitten. Hij komt niet helemaal goed terecht, wat hij corrigeert door beter op de zitting te schuiven. Zijn rug treft een leuning aan. Iemand pakt zijn hand en drukt er een glas in. “Thanks.” Bart drinkt langzaam een paar slokken. Zijn lijf absorbeert het water als een spons.
Bart hoort een deur opengaan en een vrouwenstem klinkt door de ruimte op hoge toon, hoger dan ze normaal gesproken sprak, nam hij aan. Ze brieste tegen de twee mannen. Hij kon er geen touw aan vastknopen. Na enkele minuten praat ze tegen hem en een bewaker tolkt. “She will take care of your wounds; she is a qualified nurse. You probably will have to be looked after by a doctor.” Uit het feit dat ze hem in leven houden maakt hij op dat ze hem willen ruilen tegen geld vermoedelijk, of Servische gevangenen, dat kan ook. Bart’s hersenen hervatten dienst, al klopte zijn hart in zijn hoofd. ‘Mijn waarde bestaat uit mijn Nederlanderschap,’ vermoedt hij. De uit de hand gelopen mishandeling beschouwen ze als bedrijfsongeval. Met een tondeuse maakt de verpleegster het gebied rond de hoofdwond vrij. Het valt haar op dat de druk die zij met het apparaat uitoefent pijnscheuten veroorzaakt onder de oppervlakte. De tolk vertaalt haar diagnose: “There is a chance that your skull is broken, or at least it has a crack.” De ontvoerders gebruikten onnodig te zware middelen. ‘Als drie bewapende mannen mij dwingen in een auto te stappen, ben ik de laatste om stoer te gaan doen en tegen te stribbelen.’ De kidnappers dachten daar anders over en bezorgden hem een schedelbreuk, met bijbehorende zware concussie en blindheid cadeau. Hersenletsel lijkt uitgesloten, er zit wel een gat in zijn herinnering tussen de klap en het ontwaken. “She must stitch in your head. First you will get a painkiller injected.” Verlangen naar een pijnbestrijder maakt dat Bart de samenstelling van de injectievloeistof niet betwijfelt. Ze zegt iets tegen de tolk en die stroopte daarop de mouw om Bart’s linkerarm op. Niets zien en weten wat er staat te gebeuren werkt alleen als je het al eens meemaakte. Het zoeken naar een geschikte ader, het watje met jodium dat de prikplek ontsmet, de vinger op je arm en de naald in het bloedvat. Vervolgens voel je de vloeistof door het temperatuurverschil met je bloed omhoog kruipen. “That’s a general painkiller, she’s going to do some more around the wound on your head,” vertaalt de man. Ze lappen hun gijzelaar serieus op. ‘Hoe willen ze dat met mijn ogen doen?’, denkt Bart “Aauw!” De eerste prik in zijn hoofdhuid verrast de patiënt. ‘Ingeval ik een schedelbreuk heb, is hechten onverstandig,’ waarna hij wegglijdt. De verpleegster en de tolk vangen hem op. “Jeta,” mompelt Bart nog.
Arta belt met de hoofdstedelijke politie en doet haar verhaal uit de doeken. “Komt u gauw naar ons bureau en neem a.u.b. mevrouw Ademi mee!” Zo gezegd, zo gedaan. Ze belt Jeta en stuurt haar naar de Rruga Rexhep Luci, de straat die is vernoemd naar de door de mafia vermoorde gemeenteambtenaar Rexhep Luci. In het bureau neemt men de ontvoering, zoals de vermissing vooralsnog wordt aangenomen te zijn, serieus. “Waarom denken jullie meteen aan een ontvoering?” Jeta is geagiteerd en praat luid, wat ze zich meteen realiseert. “Sorry.” “Nee, alle begrip mevrouw, dit is niet niks. Onze mensen zijn inmiddels op de plek van de auto van mijnheer Mertens en zoeken naar hem in de omgeving. Omdat zijn auto aan de weg staat kan hij makkelijk ingestapt zijn, of gedwongen in te stappen. Wij vermoeden het laatste omdat met auto zelf niets aan de hand lijkt te zijn en als dat zo was, had hij dat vast wel gemeld en om hulp gevraagd. ”Dat klinkt logisch," zegt Arta. “Toch Jeta?” “Ja, ik weet het ook niet.” “We zoeken verder in de buurt en gaan ook de binnenlandse veiligheidsdienst alvast informeren. ”Het is al donker aan het worden, dus ik ben bang dat we ter plekke niet veel meer kunnen doen."
De bewusteloze Bart wordt voorzichtig naar een andere kamer gebracht, waar een bed klaarstaat. Hij wordt wakker van een kraaiende haan. Zijn tijdsbesef is verdwenen doordat hij niets ziet. ‘Als de haan kraait is het ochtend, toch?’ “Hallo?” “Good morning, mister Mertens.” De stem komt uit een speaker. “We komen zo bij u om u te helpen." Een uur later zit Bart op een stoel te kauwen op een broodje kaas. “We gaan zo een foto van u maken.” Nooit had Bart kunnen bevroeden dat hij nog eens met de Telegrafi in zijn hand gefotografeerd zou worden. Iemand deed haar best hem er zo fatsoenlijk mogelijk uit te laten zien, de brandwonden rond zijn ogen bleven zichtbaar. Hij hoorde de sluiter van de camera een paar keer klikken. “You will be on the front page tomorrow, sir.” ‘Op de voorpagina nog wel.’ Bart was in een film terecht gekomen. Het duizelt hem letterlijk en figuurlijk en geeft aan weer te willen gaan liggen. “Of course.” Hij overdenkt de situatie voor zover zijn hersenen het toelieten. ‘Waarom ik?’ Hij begreep er vooralsnog niets van.
Als bij Telegrafi een foto vanaf een anoniem emailadres op de redactie belandt gebeuren er twee dingen in een vaste volgorde: de foto wordt doorgestuurd naar het contactadres bij de politie en iemand begint naarstig een verhaal te schrijven over de foto en wat die te betekenen heeft. “Kennen we die man?” Op het politiebureau wordt met de foto bevestigd dat Bart is ontvoerd. Een half uur later geeft de politie toestemming aan de krant om tot publicatie over te gaan met vermelding van de naam van de ontvoerde persoon. Het is groot nieuws in Kosovo en dat bereikt het kantoor van de president, mevrouw Atifete Jahjaga.
Zij verordonneert dat haar kantoor het crisiscentrum is. ‘Dit is niet zomaar een vermissing,’ denkt ze. Ook geeft ze opdracht Jeta onmerkbaar te laten bewaken. Diezelfde Jeta holt inmiddels over de Bulevardi Nënë Tereza naar de presidentiële residentie. Ze merkt dat ze gevolgd wordt, niet wetende dat dat het werk van haar beschermvrouwe is. ‘Bart’s vermissing kan immers vanalles betekenen, de SHIK neemt vast geen risico.’ Jeta’s stemming slingert tussen woest, bezorgd en radeloos. Ze twijfelt zelfs even aan Bart, hoewel de Nederlandse recherche haar wat dat betreft geruststelde. Hij onderhoudt geen contacten met terroristische groeperingen die het munten op Kosovo of mensen in de politieke top, bleek uit de procedure die Bart doorliep om langdurig in Kosovo te verblijven.
Ze stapt door de draaideur het gebouw binnen, niemand ontkomt aan de scherpere veiligheidsmaatregelen en ook Jeta moest door de detectiepoort, een beambte haalt haar tas door de röntgenscanner. “Faleminderit.” De bewaker knikt en geeft Jeta haar tas terug. Haar schaduw blijft achter bij de ingang. De achtervolger zoekt in zijn jas naar zijn sigaretten en gaat buiten staan roken, onderwijl de boel in de gaten houdend.
De vergadertafel in de presidentiële ontvangstruimte ligt intussen bezaaid met papieren, kaarten, laptops en snoeren, het crisisteam werkt bedrukt en strijdbaar aan het oplossen van de ontvoering. “Jeta!” Jahjaga ziet van het protocol af en omhelst haar protégé. “We zetten alles op alles om jouw man te bevrijden. Ik heb de binnenlandse veiligheidsdienst speciale bevoegdheden gegeven.” Jeta vroeg niet naar wat de inhield. Jahgjaga werd weggeroepen, terwijl Jeta werd opgevangen door de persoonlijk assistent van de president.
“We krijgen informatie binnen van onze oortjes in Mitrovica dat mijnheer Mertens is meegenomen door een goed georganiseerde groep ontvoerders die opereren in het voormalige Joegoslavië. Er zijn drie mogelijke locaties getraceerd die als schuilplaats kunnen worden gebruikt.” Jahgjaga knikte. “Oké, jullie hebben er vast al verrekijkers op gericht.” “Inderdaad." De officier glimlacht om de opmerking van het voormalige hoofd van de Kosovaarse politie.
“Opnieuw komt er een bericht binnen bij Telegrafi en simultaan bij de SHIK omdat die het account tijdelijk hebben gespiegeld. De ontvoerders eisen een losgeld van vijf miljoen dollar voor de Nederlander. De mail komt via een Russische VPN, dus daar kunnen we niets mee, behalve dat het ons vermoeden bevestigt in welke hoek we het moeten zoeken." De rechercheur wandelt weg van de onderzoekstafel in het presentiële kantoor en laat de besluitvorming over welke actie moet worden ondernomen aan de officieren.
Bart voelt zich verschrikkelijk beroerd, hij krijgt niet de medische behandeling die hij nodig heeft. Zijn ogen baren hem de meeste zorgen, de oogleden lijken aan elkaar geplakt te zijn en de verpleegkundige heeft er platte watten op gelegd die met een verband om zijn hoofd op hun plek worden gehouden. De ontvoerders geven hem geen enkele informatie en hij kan alleen maar hopen dat Jeta veilig is. Hij kan de gesprekken niet verstaan. Op de middag van de tweede dag krijgt hij de mogelijkheid te douchen en schone kleren aan te trekken. Dat leidt een beetje af en is een test voor wat hij zelf kan. ‘Misschien zijn dit de eerste dagen van mijn blinde leven.’ “Ik ben in de buurt mijnheer, als u hulp nodig hebt.” “Ik zou graag een stoel willen om op te kunnen zitten onder de douche en kunt u de kraan aandoen en op de juiste temperatuur zetten?” Ze roept iets en dat levert een stoel op. Ondertussen hoort hij water stromen. “Niet te koud en niet te warm. En de douchekop zit laag zodat uw hoofd niet nat wordt. Bart vergeet naar een handdoek te vragen.
“We kunnen één locatie wegstrepen, mensen.” Iedereen kijkt op. “We hebben een pakketbezorger aan laten kloppen en die mocht van het toilet gebruik maken. Daar hangt nu een ultragevoelige microfoon en die pikt al uren niets op dat wijst op de aanwezigheid van ontvoerders en de heer Mertens.” “En de andere twee plekken, weten we daar al meer over?” De stem van de president doet iedereen opkijken. “Uhm … ja, dat wil zeggen, één van de twee is verdacht omdat daar niets gebeurd, terwijl we wel versleuteld verkeer op de datalijn meten. Op de andere plek lijkt niets aan de hand, maar dat kan ook duiden op een goede voorbereiding.”
De tweede dag gaat voorbij en de zorgen bij Jeta stapelen zich op. Ze belt met Barts dochters in Nederland en daar slaat de paniek toe. Ayla besluit naar Kosovo te gaan, de andere drie blijven bezorgd thuis. Gelukkig gaat er de volgende dag een vroege rechtstreekse vlucht van Schiphol naar Pristina.
Bart ligt doodmoe op bed na zijn uitgebreide wasbeurt. Het water stopte na vijf minuten met warm zijn en de daaropvolgende koude douche brak hij zo snel mogelijk af. Op de tast vond hij een handdoek die fris rook en zijn kleren terug. “Wat nu?” Hij had het nog niet gezegd of de badkamerdeur opende. “Heeft u alles kunnen doen en vinden?” Bart wilde zeggen dat hij zijn bril niet kon vinden en realiseerde zich ogenblikkelijk zijn begrijpelijke vergissing. “Hoe laat is het?” “Drie uur 's middags.” “Oké, is er iemand die me kan vertellen waarom ik hier zit en wat er gaat gebeuren.” Hij kreeg geen reactie en werd begeleid naar zijn kamer, die werd afgesloten.
“We hebben een drone boven de tweede locatie laten vliegen en we kunnen met 99% zekerheid die wegstrepen. De infraroodbeelden geven geen enkele warmtebron weer. Dus er gebeurt inderdaad niets.” Iedereen kijkt elkaar aan en binnen een half uur wordt besloten de commando's van de Kosovo Security Force in te zetten. “We hebben een halve dag nodig ons voor te bereiden, dan een paar uur om onopvallend posities in te nemen rond de locatie, dat doen we dus 's nachts. Ondertussen hangen we een hoge drone boven de plek.” De bevelhebber van de commando's tikte aan zijn pet en verliet de ruimte.
Op het vliegveld staat een vrouw met een bordje ‘Ayla Mertens’ in haar hand. “Komt u maar mee, ik breng u rechtstreeks naar het kantoor van de president.” “Weet u iets van de situatie?” “U krijgt straks een update, samen met mevrouw Ademi, ik weet niets.” Ayla legt zich noodgedwongen neer bij deze mededeling, de rit duurde daardoor wel lang. Voordat ze Pristina inreden, voegde een politieauto met zwaailichten zich voor hen in en werden ze zonder opstoppingen naar het centrum begeleid.
“Miss Mertens, sorry to meet you in these circumstances.” De president verwelkomde Ayla die zich behoorlijk ongemakkelijk voelde. “Dank u wel, weet u iets van de toestand van mijn vader?” “U krijgt van deze heer nu een update.” Ze keek om zich heen. “Waar is Jeta?" “Ayla!” Jeta kwam aanlopen en vloog Ayla in de armen. “Ik neem jullie even mee, dames.” In een aparte ruimte vertelde de SHIK-chef wat de stand van zaken is en dat komende nacht een bevrijdingsoperatie zou plaatsvinden.
Ergens buiten een dorp in het noorden van Kosovo trekt in de avondschemering een Circuskaravaan door de hoofdstraat, op zoek naar een plek voor de nacht. In dit gebied is dat geen gek gezicht. De wagens vinden een plek en stellen zich in een cirkel op. In het donker vertrekken groepen commando's vanuit de woonwagens door de weilanden naar de plek waar Bart zich moest bevinden. Een uur later grijpen ze in, nog voordat de ontvoerders kunnen melden hoe de uitruil van het geld met de ontvoerde persoon zou moeten plaatsvinden.
“Sir?” Bart hoort een onbekende stem heel dichtbij. De commando's snappen niet hoe Bart door de herrie heen heeft geslapen. “Mister Mertens?” “Yes, that's me.” “Are you okay sir?” “No.” “Medic!” Voorzichtig wordt de gegijzelde naar een inmiddels gereedstaande ambulance gebracht, terwijl aan de andere kant van het gebouw de ontvoerders worden afgevoerd. “Ik heb ernstige verwondingen aan mijn hoofd,” hij wijst naar de plek van de klap en naar zijn ogen. “We brengen u naar het ziekenhuis.”
“It's done!” De mededeling veroorzaakt gejuich in het kantoor van de president. ‘Alsof de geschiedenis zich herhaalt,’ denkt Jeta. Nu bevrijden de kinderen van mijn redders Bart. “Wat fijn dat jouw man bevrijd is!” “Ik ben u veel dank verschuldigd,” stamelt Jeta. “Ik hoorde dat Bart binnen enkele uren weer in Pristina is, ze gaan hem medische eerste hulp verstrekken in het ziekenhuis en als het kan en mag van de artsen zal de inlichtingendienst hem wat vragen willen stellen.” Jeta schrikt. “Is ie ernstig gewond?” “Uhm, ja. Hij heeft aangegeven niets te kunnen zien en dat hij hard op zijn hoofd is geslagen. Maar hij is aanspreekbaar.” Tranen wellen op bij Ayla en Jeta.
Later op de avond besluiten de artsen van het University Clinical Center dat Bart de volgende dag naar Nederland wordt overgevlogen gezien de ernst van het oogletsel. Het verhoor wordt uitgesteld tot hij daartoe in staat is, er vliegt een agent van de SHIK mee. Voor Ayla en Jeta zijn vanzelfsprekend plekken geregeld.